Gehoorrevalidatie

Gehoorrevalidatie, zoals liplezen en/of hoortraining, kan een aanvulling zijn op een correctie met hoortoestellen om de communicatie te optimaliseren.

Home » Logopedie » Gehoorrevalidatie

Een gehoorverlies zal de communicatie in meer of mindere mate beïnvloeden. De mate van invloed is afhankelijk van onder andere de leeftijd bij het ontstaan van het gehoorprobleem en de duur voordat auditieve correctie aangeboden werd, de aard en graad van het gehoorverlies, de aard van de auditieve correctie (vb. cochleair implantaat, hoorapparaat of BAHA) en de oorzaak van het gehoorverlies. Ook factoren bij de slechthorende zelf (vb. motivatie, communicatieve en sociale vaardigheden, compensatievaardigheden, andere fysieke of psychische problemen, intelligentie, …) de gezinsleden en de omgeving zijn van belang.

 

Hoortraining

Via hoortraining leren we de slechthorende zijn restgehoor optimaal te gebruiken, eventueel met behulp van bv. een hoorapparaat, cochleair implantaat of andere hulpmiddelen zoals een FM-systeem. Door communicatietherapie leren we de slechthorende vaardigheden ontwikkelen om succesvolle gesprekken aan te gaan en te onderhouden. Ook spraakafzien kan helpen om de communicatie te optimaliseren.

Aangeboren slechthorendheid heeft invloed op de ontwikkeling van de taal en de spraak. Tijdens de logopedische therapie wordt aandacht besteed aan het verminderen van de taalachterstand, het aanleren van een goede uitspraak, specifieke hoortraining en spraakafzien.

Bij auditieve verwerkingsproblemen kan de persoon wel goed horen, maar kan hij niet goed verstaan. Er zijn problemen met het verwerken van geluiden, klanken en spraak. Dit leidt bijvoorbeeld tot problemen in moeilijke luistersituaties (bv. een klas, café, gesprek met geluid van de radio op de achtergrond,…) of problemen met het lokaliseren van geluiden. De logopedist voert onderzoek naar de auditieve vaardigheden en de mogelijke invloed hiervan op taal, spraak en schoolse vaardigheden. Op basis van het onderzoek worden adviezen gegeven en kan begeleiding opgestart worden om de auditieve functies te verbeteren. Ook zal er aandacht besteed worden aan het verbeteren van compenserende vaardigheden (bv. verbeteren van de taalvaardigheid, aandacht en geheugen).

 

Liplezen

Tijdens de therapie is onze voornaamste doelstelling de communicatie te optimaliseren. Enerzijds willen we dit bekomen door het spraakafzien te bevorderen, anderzijds door het aanreiken van enkele communicatie- en herstelstrategieën.

Spraakafzien is meer dan liplezen. Het begrip spraakafzien verwijst naar de totaliteit van de sprekende persoon en houdt dus ook de natuurlijke expressie in. Liplezen beperkt zich tot het “lezen van de lippen of mondbeelden”. Bij spraakafzien wordt naast de mondbeelden ook rekening gehouden met natuurlijke gebaren, lichaamstaal, gezichtsuitdrukkingen (mimiek) en de sociale context en omgeving waarin het gesprek plaatsvindt.

Een goede liplezer moet goede visuele vaardigheden hebben, snel kunnen waarnemen, een goed visueel geheugen hebben en goed kunnen observeren. Personen die doof geboren worden, ontwikkelen deze vaardigheden spontaan, maar normaalhorende personen zijn meer gericht op auditieve informatie. Deze nieuwe weg van informatie verwerken, vraagt dan ook tijd en oefening.

De visuele componenten van de spraak vormen de bouwstenen van het liplezen, maar er zijn beperkingen. Veel spraakkenmerken zijn niet visueel waarneembaar. Bepaalde klanken zijn niet zichtbaar, andere zijn moeilijk of niet te onderscheiden van elkaar.

  • Voorbeelden van klanken die niet zichtbaar zijn: ch, g, k
  • Voorbeelden van klanken die niet te onderscheiden zijn van elkaar: b/p/m, s/t/l/

Bovendien verloopt het spreektempo te vlug om te snelle lipbeeldwijzigingen op te merken. Per seconde worden gemiddeld vijftien articulatiebewegingen gemaakt, terwijl we er visueel slechts acht à negen kunnen registreren. Bovendien wordt de moeilijkheid van liplezen sterk beïnvloed door de spreker, denk hierbij aan dialecten, openheid in articulatie, bekendheid met de persoon, e.d.

Binnen de therapie wordt er op twee manieren geoefend. Enerzijds zullen we het liplezen in de enge zin oefenen, dit is het trainen van de perceptuele vaardigheid (bottum-up). Hierbij leert u het maximum aan mondbeelden opmerken en herkennen. Anderzijds zullen we ook het bredere spraakafzien oefenen, dit bevat het stimuleren van de synthesevaardigheid. Hierbij wordt de beperkte informatie die je uit het puur liplezen haalt, aangevuld met informatie uit de context. Je leert te verstaan wat niet volledig kan gezien worden, door gebruik te maken van de context. De context houdt hier in: natuurlijke gebaren, lichaamstaal, gezichtsuitdrukkingen (mimiek) en de sociale context en omgeving waarin het gesprek plaatsvindt.

SPRAAKAFZIEN BESTAAT VOOR 40% UIT LIPLEZEN EN 60% UIT SYNTHESEVAARDIGHEDEN.

Men kan spreken van twee typen liplezers. Enerzijds zijn er de analytische liplezers, die van nature sterk zijn in het aflezen van het mondbeeld. Anderzijds zijn er synthetische of globale liplezers, die meer informatie halen uit de context. Het is dus logisch dat u bepaalde oefeningen makkelijker of moeilijker gaat vinden, maar dat een andere persoon misschien net het omgekeerde ervaart.